ICSI (Intra Cytoplasmic Sperm Injection)
In de praktijk
Net als bij IVF, bestaat ICSI uit het stimuleren van de rijping van meerdere follikels bij de vrouw, uit het wegnemen van eicellen door een transvaginale punctie onder echogeleiding en door ze daarna in een kweekcultuur te plaatsen.
Maar daarna en in tegenstelling tot klassieke IVF wordt slecht één spermatozoïde (uit een ejaculaat of weggehaald uit de testikel of het epididymis) direct in het cytoplasma van de eicel geïnjecteerd.
Na het kweken van de embryo's gedurende 2 tot 5 dagen, plaatst men een beperkt aantal embryo's terug in de baarmoeder en dit volgens de wettelijke bepalingen.
Indicaties voor ICSI zijn :
- ernstige sperma-insufficiëntie (bij oligoasthenoteratospermie en na het mislukken van idiopathische bevruchting).
Wat zijn de risico's ?
Bij ICSI kunnen dezelfde risico's als bij IVF optreden :
- In ongeveer 5% van de gevallen kan een hyperstimulering van de eierstokken leiden tot een zwelling van de onderbuik (die zich met vocht vult).
Zelden is een hospitalisatie van enkele dagen nodig om via vaginale weg een punctie uit te voeren om het vocht te verwijderen.
Het aanleggen van een infuus is nodig om de gewijzigde hydrominerale evenwichten te herstellen.
- In minder dan 2 op de 1.000 eicelpuncties treedt een oude eileiderinfectie terug op en zijn de inname van antibiotica en enkele dagen hospitalisatie noodzakelijk.
- Even uitzonderlijk (1 op de 1.000) kan een nabloeding ter hoogte van de meerdere aangeprikte follikels optreden, waarbij soms een laparoscopie nodig is om het bloed weg te zuigen.
Vroeger was het grootste IVF-risico dat van een tweelingzwangerschap (20% van de zwangerschappen tot in 2003) en de drielingzwangerschappen (vroeger 2% van de zwangerschappen)
Met de huidige bepalingen (transfert van één embryo bij jonge vrouwen) zijn deze risico's respectievelijk tot ongeveer 10% en 0,2% vermindert, dus min of meer deze van spontane meerlingzwangerschap zonder hulp van MBV.